Autobiografie Hubert Gulickx Next (right).

-18-

III    OVER BIECHTHOREN EN PASTORAAL


In mijn leven ben ik, zoals veel katholieken, regelmatig gaan

biechten. Lilian Rubin beschrijft in haar boek "Het erotisch

slagveld" de geschiedenis van de jongerensexualiteit. Daarin

bezigt zij de uitdrukking: "alles, behalve dát". Onder "dát" verstaat

zij de gemeenschap en onder "alles" wat daaromtrent in het vrijen tussen jongens en meisjes plaatsvindt. In de jaren tussen mijn twintigste en de dag dat ik in het klooster trad gold dit ook voor mij. In die jaren was er stof tot biechten. Ik vind het heel merkwaardig dat die stof optrok nadat ik besloten had dominicaan te worden. Ik werd weer de kuise jongeling die ik tot mijn twintigste was geweest. In het noviciaat gingen we elke week biechten. Als fraterstudent in Zwolle en Nijmegen om de veertien dagen. In Nijmegen vertelden medestudenten dat zij niet meer regelmatig gingen biechten. Ik kon mij dat goed voorstellen, want ik was met die praktijk ook niet gelukkig. In Venlo mocht ik voor het eerst de biechtstoel langs een andere deur binnengaan: die van de biechtvader. Dat is de meest ingrijpende ervaring van mijn leven geweest. Dat klinkt hoogdravend maar toch blijf ik er bij. Niet het intreden in het klooster, niet de professies, niet de kleine en de grote wijdingen met als bekroning de priesterwijding, neen, het binnengaan in de biechts   toel en dan te luisteren naar de man of vrouw die hun zonden belijden; dat greep mij het meest aan. Mensen die vertellen wat in hun ervaring zonde is. Voor het eerst gebeurde dat in de kerk van Mariaweide toen ik daar retraite hield om klaar te zijn voor een benoeming. De kerk van Mariaweide was een biechtkerk. De hele dag was er gelegenheid tot biechten. De mensen konden als er geen pater in de kerk was, op een belletje drukken om een biechtvader te roepen. Tijdens de retraite op Mariaweide in de zomer van 1963, waaraan ook mijn klasgenoot Louk Janssen deelnam, zaten wij samen als jonge paters veel in de kerk om de binnenkomende biechtelingen op te vangen. Nu de praktijk van het biechten bij de meeste katholieken is verdwenen kan de vraag opkomen wat er dan zo bijzonder was aan het biechten van toen en aan die ingrijpende ervaring van het biechtboren van mij. Het bijzondere zat erin, denk ik, dat vele jongeren en ouderen gewoontegetrouw in mijn biechtstoel binnen stapten met de bedoeling hun zondelijstje op te zeggen en de penitentie met absolutie te ontvangen. Zo kon het biechten verlopen, maar ik gaf wel op mijn wijze de ruimte om wat meer te vertellen. Zodoende kwamen er gesprekken op gang die het gebruikelijke belijden en absolutie krijgen overstegen. Tijdens de week van de retraite waren er al die vroegen om het gesprek dat in de biechtstoel begonnen was voort te zetten in de spreekkamer. Maar ik moest toen zeggen dat ik op een benoeming wachtte en dat dit waarschijnlijk niet Venlo zou worden. Toen het een paar weken later toch Venlo werd, kreeg ik boven mijn biechtstoel mijn naam. Daar kon ik dan naar verwijzen. Dat heb ik geweten want ik heb in Venlo van het begin af aan, naast de uren in de biechtstoel, veel tijd doorgebracht op de spreekkamer. In de biechtstoel was ik te bereiken op vrijdagavond van zeven tot acht uur en op zaterdagmiddag van vier tot zes uur. In de eerste jaren was er op zaterdagmiddag haast geen tijd om een kopje koffie te drinken en een sigaretje te roken. Voor de feestdagen was het de topdrukte in het biechthoren. Daags voor Kerstmis en Pasen stonden er lange rijen voor elk van de zes biechtstoelen en ook het middenschip van de kerk zat vol wachtende en penitentiebiddende gelovigen. Dat was voor de paters lopende bandwerk. Dat werd zo zwaar gevonden dat wij elke avond in Mariaweide bij de boterham gebakken biefstuk kregen. Dat versterkend vlees is pas verdwenen van het menu toen het biechthoren al flink was teruggelopen. Nu over mijn persoonlijke ervaringen bij het biechthoren. Hoe dat aanleiding gaf tot vele pastorale kontakten. Om de gemoedsstemming te illustreren van de katholieken die in de biechtstoel stapten citeer ik uit het boek van Godfried Bomans en Michel van der Plas: "In de kou".

Pater

Hubert Gulickx

†13 -08-2004


Een Dominicaan

tussen het

Bronsgroen

Eikenhout


autobiografie hubert gulickx-03.